We gebruiken cookies

We gebruiken de nodige cookies om de website zo goed mogelijk te laten werken.
Ga akkoord met het gebruik van additionele cookies voor de beste ervaring.
Bekijk voor meer informatie onze privacy statement.

Nieuwe ervaringen en inzichten in de voedingsstrategie

De gewenste hoeveelheden (en daarmee ook de verhoudingen tussen de elementen) van de voedingselementen in een oplossing verschillen per gewas en vaak ook per teeltfase van het gewas. Door de jaren heen verandert deze gewenste samenstelling van elementen in de voedingsoplossing vanwege nieuwe inzichten, praktijkervaringen en resultaten van diverse onderzoeken. In dit artikel komen per gewas nieuwe inzichten en ervaringen aan bod.

Potanthurium
De afgelopen 10-15 jaar wordt er over het algemeen meer voeding gegeven. De gemiddelde EC is gestegen van 1,6 naar 1,9 mS/cm (+20%). De laatste 5 jaar zijn er steeds meer telers die een EC van 2,0-2,2 mS/cm geven. Deze EC-verhoging is noodzakelijk om de planten genoeg voeding aan te bieden om in de snellere groei te voorzien en hiermee de kwaliteit van de planten (blad en wortels) te waarborgen.

EC
EC verhogen is niet altijd nodig. In het geval van een minder goede groei (zowel ondergronds als bovengronds) is het juist beter om de EC van de gift te verlagen. Het geven van een hogere EC kan ook leiden tot verzouting van het substraat. Het is belangrijk om de EC aan te passen in relatie tot de hoeveelheid gietwater en gietfrequentie. Wanneer een teler pas giet als het substraat echt droog is, is de kans op verzouting groter dan een teler die het substraat goed nathoudt.


Rustica®

Stikstof (N)
Met de EC verhoging wordt ook meer stikstof gegeven. De gemiddelde hoeveelheid stikstof is gestegen van 8 mmol/l (112 mg/l) naar 11 mmol/l (155 mg/l). Sommige telers geven zelfs nog meer stikstof, tot maximaal 14 mmol/l (195 mg/l).

De vraag is of deze verhoging van stikstof een meerwaarde heeft. Te veel stikstof kan leiden tot:
– Een weliger gewas en grotere kans op glazigheid in blad en wortel;
– Meer kans op schimmels en schimmelgroei;
– Meer aantrekking (voeding) voor insecten zoals luizen en trips.

Het beste is om de 11 mmol/l als maximale hoeveelheid stikstof te zien en liefst iets lagere hoeveelheid stikstof te geven van 9 à 10 mmol/l.

Fosfaat (P) en Kalium (K)
De hoeveelheden fosfaat en kalium zijn door de jaren heen redelijk gelijk gebleven. Aangezien andere elementen (met name Calcium en Magnesium) zijn gestegen, kunnen we stellen dat er in verhouding nu minder fosfaat en kalium wordt gegeven. Gemiddeld wordt er 1,3 mmol/l (40 mg/l) fosfaat en 4,5 mmol/l (175 mg/l) kalium gegeven. Meer fosfaat kan leiden tot een mindere opname door de plant van kalium, calcium, ijzer en koper. In het voorjaar is het wel goed om de hoeveelheid kalium met ongeveer 0,5 mmol/l (20 mg/l) te verhogen om vooral de stevigheid in blad en stengels te waarborgen.


White Champion®

Calcium (Ca), Magnesium (Mg) en Zwavel (S)
De laatste jaren is er vooral meer aandacht voor de elementen calcium en magnesium. Over het geeft men minder kalium en meer calcium en magnesium. De gemiddelde hoeveelheid calcium is gestegen van 2,8 mmol/l (112 mg/l) naar 3,3 mmol/l (132 mg/l) en de gemiddelde hoeveelheid magnesium is gestegen (+50%) van 0,9 mmol/l (22 mg/l) naar 1,4 mmol/l (34 mg/l). Meer calcium en magnesium leidt tot stevigere cellen, minder glazigheid en minder wortelrot, een groener gewas en het vermindert de vatbaarheid voor ziekten. Zwavel (S) is (samen met stikstof) nodig voor de aanmaak van eiwitten in een plant. Deze eiwitten zijn noodzakelijk bij het aanmaken van bladgroen, wat weer van belang is voor fotosynthese. Gemiddeld wordt er 1,7 mmol/l (55 mg/l) zwavel gegeven.

Spoorelementen
Er is tegenwoordig meer aandacht voor spoorelementen met name vanwege de functies die deze elementen hebben in de plant. Vooral mangaan en molybdeen zijn verhoogd in de schema’s. Ook Borium wordt eerder verhoogd dan verlaagd. Mangaan is gestegen naar 4,0-5,0 µmol/l (0,22 – 0,25 mg/l). In het verleden werd de hoeveelheid mangaan laag gehouden vanwege de angst voor sterke opname van mangaan door de plant bij een lage pH van het wortelmilieu. Dit komt zelden voor, maar de pH blijft echter wel een belangrijk punt van aandacht. Bij een pH boven de 4,5 zijn er geen problemen te verwachten met mangaan. Bij een pH boven de 6,5 is er grote kans op een gebrek aan mangaan. Er wordt gemiddeld 2,0 µmol/l molybdeen gegeven en 20 µmol/l borium. IJzer en koper zijn door de jaren heen redelijk gelijk gebleven in de gift (IJzer: 25-35 µmol/l, koper 2,0-3,0 µmol/l). Zink wordt rond de 5,0 µmol/l meegegeven.

Voorheen gebruikelijk Actueel advies
EC 1,6 mS/cm 1,9 mS/cm
N 8,0 mmol/l (112 mg/l) 8,0 mmol/l (112 mg/l)
P 1,3 mmol/l (40 mg/l) 1,3 mmol/l (40 mg/l)
K 4,5 mmol/l (175 mg/l) 4,5 mmol/l (175 mg/l)
Ca 2,8 mmol/l (112 mg/l) 3,3 mmol/l (132 mg/l)
Mg 0,9 mmol/l (22 mg/l) 1,4 mmol/l (34 mg/l)

Ingerichte waterruimte met voorraadsilo’s, A en B-bakken en irrigatiepompen.
Ingerichte waterruimte met voorraadsilo’s,
A en B-bakken en irrigatiepompen.

Snijanthurium
Bij snijanthurium is er de laatste jaren met betrekking tot voeding op het vlak van de kali-calcium verhouding en de beperking van bladvergeling veel veranderd. Ook met betrekking tot het verlagen van nitraat ten gunste van de kwaliteit worden nu voorzichtig stappen ondernomen. In dat licht wordt er ook met de EC gift gevarieerd. De pH verdient extra aandacht, vooral om wortel problemen te voorkomen.

Kali-calcium verhouding
De kali-calcium verhouding is flink verschoven in de richting van calcium. Er wordt dus meer calcium (Ca++ ) gegeven dan voorheen.  We hebben vastgesteld dat een té hoge gift kali de opname van calcium sterk bemoeilijkt bij snijanthurium. Ook de watergift speelt een belangrijke rol bij de bepaling van de hoogte van de kaligift. Bij hogere watergiften kan de kali gift lager liggen aangezien dit element zeer gemakkelijk wordt opgenomen door de plant. Kali werkt voor de plant als snoep voor de mens. Bij een onbalans kan er minder Ca++ worden opgenomen en ingebouwd. Zwakke cellen zijn het gevolg en problemen met blauw en glazigheid kunnen opspelen, zeker onder lichtarme en vochtige condities. De adviezen liggen op:

Periode in het jaar
Voorjaar/ Zomer Najaar/ Winter
Verhouding Kali : Calcium 2:1 1:1
In mmol/l bij EC 1,3 mS/cm 4 mmol/l K en 2 mmol/l Ca
In mmol/l bij EC 1,8 mS/cm 4 mmol/l K en 4 mmol/l Ca


Glazige bloem

Voorjaarschlorose
In het voorjaar bij snelle groei blijkt er gemakkelijk sprake te zijn van chlorose in het (jonge) blad. Ook kan het oude blad geel wegtrekken als gevolg van stikstof onttrekking ten gunste van de jonge delen. Om dit te verminderen wordt er ureum of ammoniumnitraat in het schema opgenomen in die tijd van het jaar. Bij basische substraten (met in het algemeen een hogere pH) of uitgangswater met bicarbonaat (HCO3)   wordt ammoniumnitraat (max. 1,0 mmol/l) gebruikt omdat deze meststof verzurend werkt. In andere gevallen wordt ureum (max. 3 kg op 100 m³ voedingswater) opgenomen.


Nitraatonttrekking uit ouder blad

NO3 -verlaging
Zoals ook besproken bij de potanthurium zien we voorzichtige stappen in een meer uitgebalanceerde nitraatgift omwille van een sterkere plant. In het voedingsschema kan dit bereikt worden door calciumnitraat deels te vervangen door calciumchloride zodat dit niet ten koste gaat van de Ca++ gift. Ook is de tendens om sulfaat wat te verhogen ten koste van NO3.

EC aanpassing in het jaar
Een hogere EC in het najaar en de winter bevordert sterk de kwaliteit, mits dit met een aangepast voedingsschema wordt gedaan. Veelal wordt er een EC van rond de 1,8 aangehouden. In het voorjaar en zomer is het weer gewenst naar een EC van rond de 1,3 te gaan.

Extreem lage pH
Een extreem lage pH in het wortelmilieu kan forse schade toebrengen aan de wortel. Een lage pH is bekend en geen probleem en pH’s tot 3,0 in de drain zijn dan ook niet ongewoon. Blijkt de pH écht structureel onder de 2,6 – 2,8 uit te komen, dan kunnen ernstige wortelproblemen ontstaan. Een kalk bemesting kan dan noodzakelijk zijn. Ook is het van belang de juiste pH naar de kas te sturen met voldoende gebufferd water. Buffering dient bij voorkeur met kalibicarbonaat gedaan worden.


Handmatige pH- meting die een extreem lage pH laat zien.

Phalaenopsis

EC
Sturing met EC in de teelt van phalaenopsis is altijd belangrijk geweest. Het geeft deels de voedingstoestand van het substraat, het drainwater en het voedingswater weer. In het verleden is met de EC-sturing flink geëxperimenteerd en vooral de weg naar boven is goed verkend. Het is echter gebleken dat deze epifyt niet tegen een hoge EC kan, in combinatie met veel ureum (±50% van de totale hoeveelheid stikstof). De sponsachtige structuur van de wortels (velamen genoemd) verzouten snel, waardoor de plant bij een hogere EC minder goed water en voedingsstoffen kan opnemen. Een phalaenopsis groeit en ontwikkelt zich het beste met een voedings-EC tussen de 0,8 en 1,2 mS/cm. In de zomermaanden groeit de plant sneller en krijgt deze ook meer water. De EC-gift kan in deze periode hoger zijn in vergelijking met de winter. Het advies is daarom ook om de plant te voeden met een EC van 1,0-1,2 mS/cm in de zomermaanden en met 0,8-1,0 mS/cm in de wintermaanden.

Bijsturen met een watergift zonder EC
Als de EC van het drainwater en daarmee het substraat wat opgelopen is, dient er gecorrigeerd te worden om de EC weer op het gewenste niveau te krijgen. In de regel is het zo dat op het moment dat de EC van het drainwater meer afwijkt dan 0,2 mS/cm ten opzichte van de EC van het gietwater een dergelijke correctie gewenst is. Veelal wordt er dan een volledige gietbeurt zonder voeding (‘schoon water’) gegoten. Een andere strategie is het opdelen van de gietbeurt in kleinere beurtjes die qua voeding verschillen. De EC van de laatste twee liter bijvoorbeeld kan lager worden ingesteld (bijvoorbeeld 0,2 mS/cm)  of er kan ook in de laatste twee liter helemaal geen voeding meer worden gegeven.  Een dergelijke strategie geeft ook de mogelijkheid om bijvoorbeeld een biologische bestrijding mee te geven of een pH-buffering met kaliumcarbonaat.

Ureum
In de teelt van phalaenopsis is het gebruikelijk om relatief veel ureum mee te geven, tot 50% van het totale aanbod van stikstof. Een groot voordeel is dat de EC van een gietbeurt relatief laag blijft bij een groter voedingsaanbod. Ureum wordt deels onder bepaalde omstandigheden door het blad opgenomen, al lopen de meningen daarover flink uiteen. Het nadeel van de toediening van ureum is echter dat de EC toch weer zal gaan oplopen als ureum uiteenvalt tot ammonium (NH4+) en daarna tot nitraat (NO3). De nieuwe strategie is om het aandeel ureum-stikstof te verlagen naar ongeveer 25% en de EC te verhogen. De hoeveelheid voeding die dan gegeven wordt in een dergelijk schema is exact gelijk, maar de EC loopt veel minder snel op. De totale stikstofgift ligt normaal gezien op een waarde van 12-14 mmol/l (168-196 mg/l). De EC ligt in een dergelijk schema tussen de 1,3 en 1,5 mS/cm.

Verhoudingen tussen elementen
Door voortschrijdend inzicht zijn de verhoudingen tussen de elementen iets veranderd. Deels komt dit ook door het substraat dat is aangepast. Kokos houdend substraat heeft een negatief geladen complex dat kalium gebonden heeft. Doordat dit complex harder aan tweewaardige elementen trekt dan aan het eenwaardige kalium, worden deze elementen met elkaar uitgewisseld. Een kaliumoverschot en een calciumtekort zou dan kunnen ontstaan. Hier wordt daarom met het voedingsschema rekening mee gehouden, om een dergelijk tekort of overschot te voorkomen.

Voedingsadvies bij een EC van 1,0 mS/cm

N P K Ca Mg S
Substraat met kokos 12-14 mmol/l

168-196 mg/l

1,2 mmol/l

38,4 mg/l

2,5 mmol/l

97,8 mg/l

2,0 mmol/l

80,2 mg/l

1,0 mmol/l

24,3 mg/l

0,5 mmol/l

16,1 mg/l

Substraat zonder kokos 12-14 mmol/l

168-196 mg/l

1,5 mmol/l

48,0 mg/l

3,5 mmol/l

136 mg/l

1,2 mmol/l

48,1 mg/l

0,6 mmol/l

14,6 mg/l

0,6 mmol/l

19,3 mg/l