We gebruiken cookies

We gebruiken de nodige cookies om de website zo goed mogelijk te laten werken.
Ga akkoord met het gebruik van additionele cookies voor de beste ervaring.
Bekijk voor meer informatie onze privacy statement.

pH in anthurium en phalaenopsis

Binnen de anthurium en phalaenopsisteelt word veel aandacht besteed aan de zuurgraad. De zuurgraad, oftewel de pH-waarde, is een logaritmische schaal die het aantal H+ ionen aangeeft. Water met een neutrale pH van 7 heeft evenveel H+ ionen als OH ionen. Een pH onder 7 is zuur en een pH boven 7 is basisch. De schaal is logaritmisch en daardoor is bijvoorbeeld pH 6 tien keer zuurder dan pH 7.

De pH waarde is belangrijk voor de opname van verschillende voedingselementen. Bij een hoge of lage pH kunnen bepaalde voedingsstoffen niet goed opgenomen worden. Voor zowel anthurium als phalaenopsis, ligt de optimale pH tussen de 5 en 6. Bij een hoge pH zijn stoffen zoals borium, fosfaten en koper slecht opneembaar. Bij een lage pH zijn stikstof, molybdeen en zwavel slecht opneembaar. Bij een extreem lage pH kunnen ook vergiftingsverschijnselen optreden door bijvoorbeeld mangaan of aluminium.

Moeilijk/niet opneembaar bij pH <5 Moeilijk/niet opneembaar bij pH >6
Stikstof (N) Borium (B)
Molybdeen (Mo) Fosfaten (P)
Zwavel (S) Koper (Cu)

Gietwater
Wanneer regen- of osmosewater wordt gebruikt, zitten er zeer weinig opgeloste stoffen in het water. Grond- en leidingwater bevat van nature bicarbonaat, wat een pH bufferende werking heeft. Regenwater heeft wel een pH van ongeveer 6,5, maar bevat geen buffer, waardoor het snel van pH kan veranderen. Het is daarom aan te raden om bicarbonaat toe te voegen aan het water. Een goede dosering is 36g/m3, dit geeft ongeveer 0,35 mmol HCO3.

Afhankelijk van de pH van het uitgangswater en eventueel recirculatiewater wordt het gietwater aangezuurd of bijgeloogd door de pH regeling. Het is van belang in het mestbakschema al voldoende zuur of base op te nemen. Wanneer de pH regeling nog erg veel bij moet sturen, is het mogelijk dat nog niet al het zuur of loog is uitgewerkt voor dit bij de pH sensor van de pH regeling komt. Hierdoor kan teveel zuur of base toegevoegd worden.

Het is dan ook noodzakelijk minimaal één keer per maand het gietwater uit de leiding te meten. Doe dit nadat de leiding helemaal is ververst en er geen sprake meer kan zijn van oud stilstaand water van de vorige gietbeurt. Dit is vooral van belang als je niet werkt met een dagvoorraad. Bij een dagvoorraad staat het gietwater al enige tijd en hebben de meststoffen de tijd om uit te reageren. Veelal wordt de pH van het dagvoorraad ook nog op peil gebracht door een zuur/loog regeling, voordat het de kas ingaat.

Mestbakken
Voor het oplossen van de meststoffen in de mestbak is het noodzakelijk dat de pH niet boven de 6 komt. Het advies is om een pH tussen de 4 en 5 aan te houden, zodat alles goed op zal lossen. Verder is het belangrijk dat het ijzer niet in dezelfde bak gaat als fosfor- en salpeterzuur. De zuren tasten namelijk de ijzerchelaten aan en hierdoor oxideert ijzer, het opneembare Fe3+ zal dan een verbinding met O2 aangaan en verandert in het niet opneembare Fe2O3 (roest).

Zuurgraad van het substraat
In het substraat is de pH vaak anders dan die van het giet of drainwater. Dit wordt veroorzaakt door twee processen: de opname van voedingselementen door de plant en het omzetten van meststoffen door bodemorganismen.

Van deze processen heeft de opname van voedingselementen door de plant wel de grootste invloed. De elektrische lading in de plant moet neutraal blijven, dit betekent dat als de plant bijvoorbeeld kalium (K+) opneemt, dat hij waterstof (H+) af zal staan. Andersom betekent dit dat als de plant bijvoorbeeld nitraat (NO3) opneemt, dat hij hydroxide (OH) af zal staan. Bij een gelijke opname van kationen (positief geladen ionen) en anionen (negatief geladen ionen) zal de pH in het substraat gelijk blijven. In dit geval zal het door de plant uitgescheden H+ zich met OH binden en zal dit water (H2O) vormen. Als er geen balans is tussen H+ en OH zal de pH veranderen.

Doordat de wortels van de planten ademhalen, wordt er CO2 geproduceerd in het substraat. Wanneer er vrij OH aanwezig is, zal dit reageren met het CO2, waardoor bicarbonaat (HCO3) ontstaat. Bij een anionen opname zal de pH van het substraat dus stijgen.

Invloed bodemorganismen
Ammonium houdende meststoffen worden door bodemorganismen omgezet naar nitraat. Dit proces heet nitrificatie. Dit gaat volgens de volgende reactie:

NH4 + 2 O2 -> NO3 + 2H+ + H2O

In dit proces komt H+ vrij, wat een verzurende werking heeft. Bij gebruik van ureum vind eerst omzetting naar ammonium plaats door urease. Dit gaat volgens de volgende reactie:

Deze reactie zorgt voor een lichte stijging van de pH, omdat ammonia basisch is. Hierna vindt echter ook nitrificatie van ammonia plaats, waarbij weer H+ vrijkomt. Netto heeft ureum dus ook een verzurend effect.

Tijdens generatieve groei wordt meer kalium opgenomen dan tijdens vegetatieve groei. Hierdoor wordt naar gelang de plant ouder wordt, meer H+ afgestaan en daalt de pH.

Om schommelingen in de pH tegen te gaan wordt substraat vaak gebufferd. Er zit echter verschil in de buffercapaciteit van substraten, veen heeft bijvoorbeeld een grotere buffercapaciteit dan kokosgruis. De buffergrootte wordt aangeduid in meq of mmol per liter. Substraten met een kleine pH buffer kunnen schommelingen minder goed opvangen en reageren daardoor onvoorspelbaarder. Ook kan de buffer na verloop van tijd uitgewerkt raken, doorgaans is dit na 8-12 weken.

pH en phalaenopsis

Maatregelen
Bij phalaenopsis is de verzuring van het substraat een natuurlijk proces, tijdens de inductie en afkweek kan de pH behoorlijk dalen. Schommelingen van de pH, bijvoorbeeld tijdens de watergift, kunnen mogelijk zwarte wortelpunten veroorzaken.

Slechte wortelkwaliteit bij phalaenopsis.

Deze beschadigde wortels zijn punten waar fusarium en pythium de plant binnen kunnen dringen. Vandaar dat het belangrijk is om schommelingen in de pH van het substraat op te vangen. Er zijn verschillende maatregelen die men kan nemen:

Kalk toevoegen aan substraat
Bij de start van de teelt kan men ongeveer 3kg/m3 dolokal toevoegen. Dolokal bevat calciumcarbonaat, magnesiumcarbonaat en magnesiumoxide. Tijdens de teelt komen deze stoffen vrij uit de poederkalk. In een zuur milieu zal het carbonaat H+ ionen opnemen, waardoor een daling van de pH voorkomen wordt. Het nadeel van dolokal is dat het vrij snel weg spoelt in een grof substraat zoals bark. Daarom is het vooral de eerste paar weken actief.

Verminderen van ammonium en ureum
Zoals eerder al beschreven komt er bij de nitrificatie van ammonium H+ vrij, wat een verzurend effect heeft. Ook wordt er door opname van NH4- door de plant H+ uitgescheiden. Vandaar dat bij een dalende substraat pH ammonium-stikstof vaak door nitraat-stikstof vervangen wordt. Wanneer vloeibare meststoffen gebruikt worden, kan de ammoniumgift, indien nodig, naar 0 mmol gereduceerd worden. Wanneer vaste meststoffen gebruikt worden zoals kalksalpeter zal er altijd wat ammonium aanwezig zijn, het laagst haalbare zal dan ongeveer 0,25mmol ammonium zijn. Ook mengmeststoffen zoals PG-mix en Osmocote bevatten een redelijke hoeveelheid ammonium.

Spoelen met schoon water
Bij een slechte doorspoeling van het substraat hopen meststoffen en wortel exudaten zich op. Dit gaat vaak gepaard met een dalende pH. Door te spoelen met schoon water met een pH van ongeveer 6,5 worden de stoffen in het substraat verdund, en kan de pH zich herstellen.

Goede wortelkwaliteit bij phalaenopsis.

pH en anthurium
In het algemeen kan Anthurium beter geteeld worden bij lagere dan hogere pH’s. Hogere pH’s (>6,2) geven sneller minder glans op het blad en de bloem vanwege een minder goede groei. Tevens kan door een hoge calcium (Ca++) en bicarbonaat (HCO3) gift vervuiling van het gewas plaatsvinden door calciumcarbonaat (CaCO3)-neerslag.

Bladvervuiling ten gevolge van calciumcarbonaat (CaCO3).

We zien per seizoen de pH bij anthurium variëren. In het voorjaar stijgt de pH in het algemeen door de toename van de natuurlijke groei. De plant neemt in die tijd extra NO3op, waardoor de pH stijgt. In het najaar daarentegen worden meer positief geladen ionen als K+ en Ca++ opgenomen. Hierdoor vindt er een daling van de pH plaats. Het gebruik van ammonium houdende meststoffen kan tevens een aanzienlijk pH dalend effect geven. Dit gebeurt met name in de winter als er meer vast kalksalpeter wordt gegeven. De ammonium (NH4+) inbreng kan dan richting waarden van 0,5-0,7mmol/l oplopen, hetgeen een sterk verzurend effect geeft. In dat geval kan er het beste op vloeibare kalksalpeter worden overgestapt, aangezien die geen NH4+ bevat.

Gedurende de teelt zakt de pH en daarom heeft het drainwater in het algemeen een lage pH. Bestaat het gietwater uit een groot percentage drainwater, dan kan extra correctie van de pH noodzakelijk zijn.

Een lage pH maakt de bloemen gevoeliger voor blauw- en glazigheidsproblemen.

Blauw in schutblad.

Potanthurium
Bij potanthurium zien we in het algemeen weinig problemen met afwijkende pH’s in de pot, omdat de teelt op organische substraten plaatsvindt en relatief kortdurend is. Veensubstraten worden bekalkt (veelal met Dolokal) om op een neutrale (ongeveer 5,6-5,8) pH uit te komen bij de start van de teelt. De combinatie van gebruik van bronwater en basisch substraat kan wel tot te hoge pH’s leiden. Een vermindering van glans op de plant kan het gevolg zijn, omdat de opname van spoorelementen sterk wordt bemoeilijkt bij hogere pH’s. Streef in de pot dan ook een pH van tussen de 5,2-5,8 na.

Snijanthurium
Drie factoren zijn van invloed op het verloop van de pH bij een snijanthurium teelt:
-sturing van het ras|
-invloeden van substraat
-pH van het giftwater

Sturing van het ras
Het specifieke ras kan van grote invloed zijn op de pH in het substraat of de drain. Door de selectieve elementopname zien we dat bij lichte soorten (Moments®, Acropolis® en Angel®) de pH snel kan dalen en op zeer lage niveaus terecht kan komen. pH waarden van 2,0 zijn daarbij geen uitzondering.

Lage pH op pH-meter.

Invloed van het substraat
Het substraat waar op wordt geteeld, heeft een enorme invloed op de pH in het wortelmedium en in de drain. Bij steenwol blijft de pH vaak hoog, terwijl bij perliet al na 6-9 maanden telen de pH in de drain flink kan wegzakken. Oasis is van zichzelf zuur, maar wordt vanaf de start direct bekalkt met Dolokal/Dolomiet.

Giftwater
Telers die met bronwater als uitgangswater gieten, hebben in het algemeen nauwelijks problemen met een te lage pH. We zien daar eerder hoge pH problemen voorkomen.

pH in het wortelmileu / drain
De pH in het substraat is in het algemeen hoger dan in de drain. Dit kan wel 1-2 pH punt verschillen. Bij een drain pH van 4 kan de pH in het wortelmilieu nog wel op 5 of hoger liggen.
Vanwege de lange teeltduur van snijanthurium kan de pH in het wortelmilieu en de drain zeer laag worden. Tot een pH 3,0 in de drain is er in het algemeen geen reden tot zorg. Een drain-pH van onder de 3,0 is ongewenst , omdat er dan directe wortelschade kan ontstaan. Deze kan zo ernstig zijn dat de wortels in enkele weken volledig afsterven. Dit noemt men ook wel wortelafslag.

Wortelafslag als gevolg van zeer lage pH in wortelmilieu.