Energiebesparing in phalaenopsis

Momenteel zijn de energieprijzen extreem hoog en voor de komende winter weten we niet wat ons nog te wachten staat. Het is pure noodzaak dat er flink bespaard moet worden op energie om de kostprijs van een plant nog enigszins binnen de perken te houden.

Aangezien de klimaatregeling in de kas een samenspel is tussen de parameters, zoals temperatuur, vocht, licht en watergift, is het belangrijk om een strategie te bepalen waarbij deze nog steeds in balans zijn als er op vele punten energie bespaard wordt. Als dit niet zorgvuldig gebeurt, kan het leiden tot ernstige groeivertraging en mogelijk veel uitval. Schimmelziekten zoals Rhizoctonia, Fusarium en Botrytis kunnen zich namelijk veel sneller ontwikkelen en verspreiden als de luchtvochtigheid in de kas hoog is.

Vochthuishouding
De vochthuishouding in de teelt van phalaenopsis is erg belangrijk. Doordat de gietbeurten over het algemeen groot zijn (gemiddeld 12-16 l/m² iedere 4-7 dagen) is er een grote vochtinbreng. Al dat vocht moet vervolgens verdampt en afgevoerd worden om de planten en met name de wortels gezond te houden.

Om dit te kunnen realiseren wordt in de teelt van phalaenopsis traditioneel gebruik gemaakt van een standaard minimum onderbuis om de verdamping te stimuleren, met een ondersteunende minimum bovenbuis om dit vocht snel af te kunnen voeren. Daarbij wordt er ook vaak gebruik gemaakt van een standaard kier in het onderdoek, al dan niet in combinatie met een minimum raamstand voor hetzelfde doel. Al deze maatregelen kosten veel energie. Door een slimmere inzet of het zelfs (onder strikte voorwaarden) deels weglaten van deze regelingen kan er veel energie bespaard worden, zonder dat dit ten koste gaat van de groei of leidt tot een hogere ziektedruk.

Onderbuis
Een minimumbuis wordt vaak erg hoog ingesteld (waarden van ±50°C zijn geen uitzondering) en wordt nauwelijks nog afgebouwd, ook als buitenstraling de functie ervan heeft overgenomen. In zo’n geval is er energie over en levert het een te veel aan warmte op die afgelucht moet worden. Hier ligt dus een flink potentieel voor energiebesparing. Stel een lagere temperatuur in van bijvoorbeeld 40°C. Hiermee wordt al veel bereikt. Wanneer er op de dag voldoende straling is, dan hoeven de buizen niet gelijk opgestookt te worden, zodra in de middag de instraling daalt. Op de dag van gieten is het goed om wat meer te stoken dan de precieze warmtevraag om het gewas sneller af te drogen, maar op de andere dagen is dit niet echt noodzakelijk. Voorbeeld: stel de minimumbuis op dag van gieten op ±40°C tot ±15.00 uur wanneer de buitenstraling <300 W/m² is.

Bovenbuis
De inzet van een minimum bovenbuis is minder gebruikelijk, maar soms wel nuttig bij te hoge vochtwaarden in de kas. Het doel bij het inzetten hiervan is het afvoeren van vocht. Het is verstandig om de bovenbuis pas bij een substantiële warmtevraag of een te hoge luchtvochtigheid te verhogen om het vocht af te voeren. In phalaenopsis ligt de kritische RV rond de 75-80% (opkweek), waarbij het risico op schimmel- en bacterieziekten erg hoog wordt. Daarom is het aan te raden het vochtniveau in elk geval niet hoger te laten oplopen dan ±80%. Voorbeeld instelling: bij een vochtniveau van >75% en een instraling van <300 W/m² buis naar ±40°C, in alle andere gevallen geen minimum temperatuur van de bovenbuis.

Ontvochtiging door kieren in doeken en luchting
Op de dag van gieten is de luchtvochtigheid extra hoog en is het van belang om het extra vocht snel af te voeren. Dan kan het daarbij helpen door het doek wat te openen. Qua energie-efficiëntie is dit een kostbare maatregel, want met het vocht gaat er ook veel warmte verloren. Daarnaast nemen de temperatuurverschillen in de kas met een kier in het doek ook flink toe. Hierdoor zal de ingestelde stooktemperatuur verhoogd moet worden om het overal in de kas warm genoeg te krijgen om voortakken te voorkomen. Dit kan deels voorkomen worden door extra te luchten boven het gesloten doek. Op deze manier kan er op een veel energie efficiëntere manier ontvochtigd worden. Trek dus pas een kier in het doek als alle andere maatregelen niet meer kunnen voorkomen dat de luchtvochtigheid boven de 80% oploopt.

Luchtbeweging
Een goed middel om het gewas droog te krijgen en de verdamping te stimuleren is het creëren van luchtbeweging. Laat de ventilatoren in de kas 24 uur draaien om het klimaat met de energiebesparende maatregelen optimaal afdrogend te houden. Op de dag van het gieten kan er voor gekozen worden de ventilatoren sneller te laten draaien.

Watergift
Om te voorkomen dat met de energiebesparende maatregelen het vochtniveau in de kas te hoog oploopt en dat het substraat te lang nat blijft, is het noodzakelijk om aanpassingen te doen in de watergift. Wanneer dit nagelaten wordt, zal dit onherroepelijk leiden tot uitval. Een te natte pot door een trage afdroging leidt vaak tot een Rhizoctonia-aantasting, maar uitval door Fusarium of Pythium is ook mogelijk.

Watergeeffrequentie
Een goede aanpassing is het verlagen van de watergeef frequentie. Wanneer de gemiddelde temperatuur van de onderbuis omlaag wordt gebracht, zal de afdroging wat vertragen, waardoor de frequentie van gieten al vanzelf verlaagd moet worden. Het nog iets droger houden zal leiden tot minder watergeefmomenten, wat tot een lagere energievraag leidt.

Beurtgrootte
Een grote gietbeurt verzadigt het substraat meer dan een kleinere. De afdroogtijd is daarmee te verkorten door het substraat met een minder grote gietbeurt minder te verzadigen. Enig risico is dat de ongelijkheid in vocht tussen de potten kan toenemen. Een goede focus daarop is heel belangrijk. Bij constatering van enige ongelijkheid kan met een eenmalige, wat grotere gietbeurt dit weer gecorrigeerd worden. Het kan ook helpen door de gietbeurt op te knippen in kleinere beurtjes, hiermee neemt de gelijkheid toe.

Uitvloeier
Het gebruik van een uitvloeier kan de afdroging van het gewas aanzienlijk vergemakkelijken. Met een uitvloeier toegevoegd aan het gietwater wordt het gewas eenvoudigweg minder nat. Er kan gesteld worden dat de afdroogtijd gehalveerd wordt zonder dat dit extra energie kost. De uitvloeier hoeft niet aan de volledige gietbeurt toegevoegd te worden, dit kan beperkt worden tot de laatste ±2 l/m².

Substraat en potten
Verder is het aan te bevelen om een grover substraat te gebruiken dat gemakkelijker draineert en afdroogt, in combinatie met een pot die aan de onderzijde veel drainopeningen heeft en daarmee nog beter afdrogend is. Het is af te raden om een pot te gebruiken met een zogenaamde “waterrand”, waar na het gieten wat water in blijft staan: dit verzadigt het substraat enorm en verlengt daarmee de afdroogtijd.

EC en voeding
Als er maatregelen getroffen worden die er voor zorgen dat de groei minder snel verloopt, nemen de planten ook veel minder voeding op. Als het aanbod van voeding onverminderd hoog blijft, zal de EC in de pot toenemen, waardoor de wortelactiviteit gaat afnemen, met mogelijk een Rhizoctonia aantasting als gevolg. Dit kan voorkomen worden door de EC van het gietwater naar beneden bij te stellen of veel vaker te corrigeren door middel van een gietbeurt zonder EC, bijvoorbeeld standaard 1x in de 4 gietbeurten een schoonwaterbeurt.

Temperatuur
Opkweek
De opkweektemperatuur in phalaenopsis ligt gemiddeld op ±28°C. Voortakken gaan ontstaan wanneer de planttemperatuur een langere tijd op ±26°C of lager uitkomt. Uiteraard zijn hier op rasniveau veel verschillen qua gevoeligheid en is de leeftijd van de planten ook een belangrijke factor. Daarnaast speelt het seizoen ook een rol: vooral in het najaar, maar ook in het voorjaar is er een verhoogde gevoeligheid te verwachten. Als er grote verschillen in de kas zijn qua temperatuur is het gebruikelijk om de stooktemperatuur hoger in te stellen dan ±28°C om te voorkomen dat de koudste plekken onder de kritische grens komen. ±28,5°C of ±29,0°C is een normale stooktemperatuur. Met gesloten doeken en goede isolatie zou het mogelijk moeten zijn om met een stooktemperatuur van ±27,5°C zonder de vorming voortakken te telen. De gesloten doeken voorkomen een sterke uitstraling en houden de temperatuurverschillen in de kas kleiner. Dit scheelt aanzienlijk veel energie. Zeker als er veel minder belicht wordt, zal er minder sprake zijn van een assimilatie-overschot en is de plant minder geneigd een tak te induceren.

Koeling en afkweek
In de winter wordt er ook in de koeling en afkweek gestookt. Met name in de nacht kan er bespaard worden door een lagere kastemperatuur aan te houden. Het is echter net als in de opkweek dan erg belangrijk om de planttemperatuur niet te ver te laten wegzakken. Een planttemperatuur van 17,0-17,5°C moet daarbij als absolute ondergrens gezien worden om kouschade te voorkomen. Houd daarom de doeken in de nacht gesloten, zeker op momenten dat de lampen uit zijn. Overdag kan vervolgens met meer instraling de temperatuur wat gecompenseerd worden. Een goede instelling van een stookregime is 18°C ’s nachts en 19°C overdag (luchten vanaf 20°C).

Afkweek
De temperatuur in de afkweek bepaalt voor een groot deel ook de bloeisnelheid. Besparen op energie en het daarmee aanhouden van een lagere temperatuur in de afkweek zal leiden tot een verlenging van de teeltduur. Daarnaast heeft het ook een vrij grote invloed op de taklengte. Vooral een groter temperatuurverschil tussen dag en nacht geeft meer taklengte. Uiteraard zijn dergelijk effecten erg rasafhankelijk. Het is daarom niet aan te raden veel te veranderen aan de temperatuur in deze fase van de teelt. Een stooktemperatuur van 20,0°C en een luchtingtemperatuur van 21,0 à 22,0°C zijn over het algemeen goede waarden.

Licht
Licht is voor de groei en ontwikkeling zeer belangrijk. In de wintermaanden is hier een groot tekort aan. Op een donkere dag bereikt het gewas een lichtsom van ±0,5 mol/m²/dag, op een zonnige dag ligt dit op ±1,0 mol/m²/dag. Dit is te weinig, planten teren in bij een dergelijk lichtniveau. Om de planten niet achteruit te laten gaan, is een minimale lichtintensiteit nodig van ±30 µmol/s/m² gedurende 12-14 uur. Dit komt neer op een lichtsom van minimaal 1,5 mol/m²/dag. Bijbelichten is dan dus noodzakelijk. Let op: de planten groeien ook niet bij een dergelijk lichtniveau:  Dit kan “slim”, door te zorgen dat aan het begin van de dag (eerste helft van de lichtperiode) voldoende licht beschikbaar is. Een phalaenopsis gaat dan het meest efficiënt om met licht. Dit komt neer op belichten op halve kracht vanaf ±2.00 uur in de ochtend tot ±9.00 uur. Met ±50 µmol/s/m² levert dit een lichtsom op van ±1,2 mol/m². Uiteraard is het een goed idee om het buitenlicht zo veel mogelijk te benutten. Op belichting besparen kan het hele jaar door. Besparen in het najaar en het voorjaar heeft als voordeel dat er zelfs op een donkere dag nog redelijk wat buitenlicht is. Het is af te raden te veel te willen besparen in de donkerste periode van het jaar, grofweg vanaf 5 weken voor de kortste dag (half november) tot 5 weken na de kortste dag (begin februari).

LED
Veel kwekers hebben (zij het deels) LED-belichting aangeschaft en gaan hier dit stookseizoen mee werken. Het is van groot belang om dan extra aandacht te besteden aan het monitoren van de planttemperatuur. Deze ligt namelijk met LED over het algemeen een stuk lager dan met de gebruikelijke SON-T lampen. Vooral in de nacht en namiddag is dit extra van belang. Met een hybride installatie geldt dit in een wat mindere mate, maar ook dan is alertheid wenselijk.

Isolatie
Gevelisolatie
Veel kwekerijen zijn uitgerust met gevels van sandwichpanelen. Zonder deze gevelbekleding gaat er veel warmte verloren, ook wanneer er rolschermen in de gevels geplaatst zijn. Extra gevelisolatie door middel van (noppen)folie kan dit warmteverlies enorm beperken.

Extra schermdoek of folie
In teelten waar een hoog vochtniveau aangehouden kan worden, wordt nu volop ingezet om de kas te isoleren met vast folie (bijvoorbeeld anthurium). In de teelt van phalaenopsis is dit in de meeste gevallen niet aan te raden. Echter wanneer de kas is uitgerust met een schermdoek met open structuur, kan het veel schelen om een folie op het dradenbed van het schermdoek te leggen. Overdag kan dan met het doek én het folie geschermd worden, zonder dat dit te veel licht kost. Als het vochtniveau te hoog wordt kan het folie met de scherminstallatie verschoven worden richting het open doek of er zelfs een kier in laten.

Balans in klimaat en stuurfactoren
Wanneer er maatregelen gedaan worden om energie te besparen, dan is het belangrijk dat de balans in het klimaat gehouden wordt. Het gevaar ligt namelijk op de loer dat bij een lagere energie input de planten en het substraat te vochtig blijft waardoor schimmelziekten de kans krijgen zich te ontwikkelen.

Isolatie kan een manier zijn om het verlies aan warmte van de kas te beperken, mits dit niet te veel ten koste gaat van het vermogen om vocht af te voeren. Een vast folie kan daarbij al snel te veel van het goede zijn, maar een extra gevelisolatie brengt veel besparing.

Het is dus zaak om enerzijds energie te besparen en anderzijds de input van vocht te beperken om te voorkomen dat het substraat te nat blijft. Daarnaast helpen maatregelen die de inbreng van vocht beperken of de verdamping stimuleren het vocht in balans te houden. Voorbeelden hiervan zijn extra luchtbeweging door middel van ventilatoren,  het gebruik van een uitvloeier aan het water en het gebruik van een open pot en een grof substraat.

Dan moet er geanticipeerd worden op een groei die op een lager pitje komt te liggen als het lichtniveau en in iets mindere mate de temperatuur lager zijn. De opname en vastlegging van meststoffen door de plant is dan lager wat vraagt om een lagere EC van het voedingswater.

Kortom, het is erg belangrijk om alle parameters goed op elkaar af te stemmen om zo met minder energie en een minimale groeiremming en uitval de winter door te komen.